De Sint-Martinuskerk kreeg door de eeuwen heen verschillende metamorfoses:

  • De Sint-Martinuskerk was oorspronkelijk een Romaanse kerk uit de 11e eeuw. Door verschillende verbouwingen in de 19e eeuw kreeg deze kerk een ander uitzicht en andere stijl, namelijk sober neogotisch.
  • De grootste verandering werd doorgevoerd in 1839-1840, toen de twee buitenste beuken werden aangebouwd. Hierdoor kreeg de kerk een compleet ander uitzicht.
  • In 1886 werd de voorgevel in zijn huidige vorm herbouwd. De achtkantige toren uit de 13e eeuw, met dichtgemetselde galmgaten, is een typisch voorbeeld van de Romaans-gotische overgangsstijl.
  • De kerk werd in 1944 beschermd als monument. De kerk is vooral bekend om het hart van de “heer van Beveren”, Adolf van Bourgondië, dat hier begraven ligt.  In het hoogkoor geeft een koperen plaat dit aan. Het was namelijk zo dat vroeger de personen van adel hun hart lieten begraven op de plaats waar zij tijdens hun leven het liefst verbleven hadden. Hun lichaam lieten ze dan begraven op de familiebegraafplaats of in hun geboortestreek.Onder de kerk zijn nog verschillende andere edellieden begraven maar hun grafstenen verdwenen bij de bevloeringswerken in de 19de eeuw. Ook zijn er waardevolle kunstschatten te vinden zoals het barokke hoofdaltaar, de preekstoel en het houtsnijwerk van het koorgedeelte.

De Sint-Martinuskerk met een gids bezoeken? Dat kan! Meer info over de groepsbezoeken en tarieven vindt u hier.

Sint-Maarten is een bijzonder populaire heilige. De kerk in Beveren kreeg - net als talrijke kerken, kloosters en andere gebouwen kregen - zijn naam. Vlaanderen telt 123 Sint-Martinuskerken. In het bisdom Gent zijn alleen al 46 kerken aan Sint-Martinus toegewijd.

  • Martinus werd in 316 na Christus geboren in een Romeinse vesting gelegen in Pannonië (het huidige Hongarije), dichtbij de Oostenrijkse grens. Als zoon van een Romeins legerofficier, moest hij zich op vijftienjarige leeftijd als soldaat melden. Hij werd ruiter in de keizerlijke garde en op doortocht in Gallië kwam hij in contact met Bisschop Hilarius van Poitiers. Martinus, wiens ouders niet christelijk waren, bekeerde zich en liet zich op achttienjarige leeftijd dopen. Volgens de overlevering zou Martinus geweigerd hebben tegenstanders te doden, en werd hij als "gewetensbezwaarde" ontslagen uit het leger.
  • Daarna leidde hij een kluizenaarsbestaan in Ligugé nabij Poitiers, tot in 371 de bisschop van het verderop gelegen Tours stierf. Tegen zijn wil werd Martinus door de bewoners van deze stad tot bisschop verkozen. Martinus had een zeer ascetisch karakter en de bisschopstaak, met al wat daaraan verbonden is, strookte niet met zijn aard. Hij wilde zijn leven beëindigen als kloosterling en stichtte daartoe in 375 de abdij van Marmoutier aan de Loire. Hij overleed op 8 november 397 in Candes, gelegen op 50 km van Tours, en op 11 november werd hij begraven in Tours. De elfde november werd dan ook zijn feestdag.
  • Kort na zijn dood werd Martinus reeds vereerd als een beschermer en een helper van de armen en verdrukten, dit als gevolg van de "manteldeling". In 332, nog vóór zijn doopsel, kwam hij op een barkoude winterdag te paard aan de stadspoort van Amiens, waar hij op dat ogenblik gelegerd was. Hij ontmoette daar een halfnaakte kreupele bedelaar die de voorbijgangers tevergeefs om een aalmoes vroeg. Martinus deelde met zijn zwaard zijn mantel in twee en schonk het ene stuk aan de sukkelaar. Door dit feit is hij de patroon van de bedelaars geworden. Dit tafereel, bekend als "de liefdadigheid van Martinus", werd ontelbare malen uitgebeeld in de christelijke kunst.

Op 11 november vieren we het feest van Sint-Maarten. Sint-Maartensgebak.

 In Beveren zingt jong en oud tijdens het grielen uit volle borst het traditionele Sint-Maartenslied.

"Vandaag is 't Sintemaarten en morgen Sintekruk
Wij komen uit goeien harte,
wij komen uit goeien druk.
En hebt g'ons niet wat turfhout, want ons voetjes
zijn zo koud.
Wij zullen van hier niet gaan, of wij hebben wat
opgedaan!

De maskes van de dorpen, die zijn hier al bijeen
Wij zullen
ze leren hout rapen, turf rapen, op Sint-Jans manieren!

't Avond zullen
wij vieren, het stuk van zijnen mantel.
En wilde gij dat niet geven, dan
zijde gij een grote beest.
Een houtje of een turfken, voor Sint-Maartens
kurfken.
Hier woont een goeie vrouw, die lang leven zal.
Hoelang zal ze
leven? Honderd jaar en genen dag ...
Totdat zij geen kaas of brood meer
mag.

Baas en bazin ... hebt g'ons niet wat griel?
Ge ziet het aan
mijnen hiel.
Ge ziet het aan mijn muts ... ik ben nen armen duts."